Bewegen en dementie

Afgelopen zaterdag ben ik naar “De Dag van de Fysiotherapeut” geweest. Zo heet tegenwoordig het jaarcongres van mijn beroepsvereniging: het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF). Vroeger twee dagen, flink geprijsd en meestal in Den Haag of Amsterdam maar tegenwoordig in Den Bosch en een stuk goedkoper.

Omdat het KNGF zich voornamelijk richt op de niet-gespecialiseerde fysiotherapeut ben ik jarenlang niet naar het congres geweest. Inhoudelijk had ik er als sportfysiotherapeut heel weinig aan. Vaak bleken lezingen al lang achterhaald te zijn, zeker als het om een sportletsel ging. De sportcongressen waar ik naar toe ging waren wat dat betreft veel meer up-to-date. Ik vond het ook altijd een “mopperdag”, waarbij altijd weer ontevreden sprekers zich richtten op de Overheid en de zorgverzekeraars. En de voorzitter noemde ook herhaaldelijk de “strijdbaarheid van het Bestuur” en “op naar een hoger tarief, verlichting van de administratie en een betere positie ten aanzien van de zorgverzekeraars”. Ieder jaar maar weer. Ieder jaar zonder succes.

Maar dit jaar werd de Dag geopend door een bevlogen spreker, gerenommeerd wetenschapper en inmiddels een behoorlijk bekende Nederlander: Erik Scherder. Professor doctor Erik Scherder moet ik volledigheidshalve zeggen. Hoogleraar Neuropsychologie en werkzaam op de VU Amsterdam, maar vroeger begonnen als fysiotherapeut.

Scherder kan als geen ander vertellen over gunstige en ongunstige factoren voor het brein. Bekend geworden door diverse optredens tijdens De Wereld Draait Door breekt hij een lans voor méér beweging en zelfs méér muziek, omdat beide daadwerkelijk invloed hebben op de ontwikkeling van onze hersenen. Lang hebben we gedacht dat de hersenen op een bepaalde leeftijd “klaar” waren. Niets is echter minder waar: de hersenen en in feite ons hele zenuwstelsel blijven zich vormen onder invloed van prikkels van buitenaf. Scherder haalde een onderzoek aan waarbij het effect aangetoond van lichamelijke oefeningen (op uithoudingsvermogen gericht) op kinderen die slim en actief zijn versus kinderen die veel minder presteren zowel fysiek als mentaal. Het bleek dat deze training met name bij de minder presterende kinderen een verbetering van de cognitieve (kennis) functies liet zien. Met andere woorden: duurtraining geeft een betere hersenwerking bij de groep kinderen die dit het hardst nodig heeft. ”Is dat niet fantastisch mensen! Laat even horen hoe mooi u dit vindt!”

Cognitieve vaardigheden zeggen iets over hoe je in staat bent om informatie op te nemen en te verwerken. Iets registreren, herkennen, opslaan, analyseren, eventuele problemen oplossen, concepten vormen en visualiseren zijn voorbeelden hiervan. Maar ook rekenen, lezen, schrijven, redeneren, plannen en initiatief nemen zijn cognitieve functies. Na een beroerte, hart- en vaatziekten, drugsgebruik of depressie kunnen de cognitieve functies achteruit gaan. Niet altijd maar soms kan dit een voorbode zijn van dementie.

De laatste tijd hebben wetenschappelijke onderzoeken aangetoond dat alle hersendelen voortdurend samenwerken. Vroeger dachten we nog dat er een taalcentrum, een rekencentrum, een centrum voor cognitie of een emotioneel centrum bestond. Die bestaan ook wel maar als je bijvoorbeeld een woord moet lezen, dan zijn veel meer hersengebieden dan alleen het taalcentrum actief. Dat is met een speciale vorm van MRI, de zogeheten functionele MRI (fMRI) gemakkelijk zichtbaar te maken. Deze techniek die we nu zo’n 20 jaar al bezigen bezorgden de wetenschap zeker in het begin meer vragen dan antwoorden. Stel: je ziet op je scherm het woord “k-o-f-f-i-e”. Je herkent niet alleen de letters maar ook het woord. En zijn betekenis: een lekkere bruine, warme vloeistof waar je eigenlijk nu wel zin in hebt. Het staat synoniem voor warmte, gezelligheid, familie, vriendschap. Op naar het espressoapparaat! Alle hersencentra die met deze zaken bezig zijn draaien vervolgens op volle toeren.

Hersencentra vormen de zogeheten “grijze stof” van het brein. De verbindingen tussen deze centra noemen we ook wel de “witte stof”. Deze materie ontwikkelt zich in de eerste dertig jaar van een mensenleven. Je doet er dus gemiddeld 30 jaar (!) over om qua cognitieve vaardigheden tot jouw optimum te komen. Daarna wordt het allemaal minder. Hoe beter de kwaliteit van de witte stof, des te beter de cognitieve prestaties. Uiteraard binnen de mogelijkheden van jouw brein. Met een optimale verbinding maak je immers vol gebruik van jouw verschillende hersendelen. Wetenschappelijk is bewezen dat als je gedurende je eerste drie decennia een fysiek actief leven leidt met allerlei intellectuele uitdagingen, je een soort cognitieve buffer opbouwt waar je op latere leeftijd veel profijt van kunt hebben. Dit is de rode lijn op onderstaande grafiek. De horizontale stippellijn is het niveau waar onder je niet meer zelfstandig kunt functioneren.

Als je nu denkt: “Oei, ik ben de eerste dertig jaar van mijn leven helemaal niet zo sportief geweest” dan heb ik toch goed nieuws. Ook na je 30ste verjaardag kun je ervoor zorgen dat je op je oude dag toch nog “cognitief fit” zult zijn. Door psychisch én fysiek uitdagingen aan te gaan. Een wandelingetje met de hond of een rondje fietsen is mogelijk goed voor jouw gewrichten, maar je brein heeft meer uitdaging nodig. Nieuwe bewegingen leren (dansles), een 10 kilometer wedstrijd hard gaan lopen, de Alpe d’Huez op fietsen. Daar doe je je hersenen een plezier mee. Er zijn wetenschappelijke aanwijzingen dat een en ander mogelijk preventief werkt tegen het ontstaan van Alzheimer. Op de grafiek geeft de groene lijn dit weer.

Maar let op: wel je koppie blijven gebruiken als je fysieke uitdagingen aan gaat, want anders word je door je lichaam teruggefloten en beland je bij een of andere sportfysiotherapeut.