Ernstig overgewicht: Obesitas (deel 1)

In mijn vorige blog noemde ik hoogleraar Obesitas en Stress: professor dr. Liesbeth van Rossum. Eind vorig jaar was zij een van de keynote speakers op het Sportmedisch Wetenschappelijk Jaarcongres waar ik ieder jaar naar toe ga. Haar boodschap was: Obesitas is niet simpelweg een kwestie van te veel eten en te weinig bewegen! Obesitas is een complex ziektebeeld dat eerst heel grondig onderzocht moet worden voordat je de behandeling instelt.

Die “behandeling” bestaat volgens Van Rossum nog veel te vaak uit “alleen maar” het advies om op de voeding te letten – al dan niet met behulp van een diëtist – en om meer te gaan bewegen – al dan niet met behulp van een lifestyle coach, beweegcoach, fitness-instructeur of sportfysio. Er spelen veel meer factoren een rol bij het ontstaan van ernstig overwicht, waar overigens maar liefst 14 procent van de Nederlandse bevolking last van heeft.

In deze blog begin ik met de factor “stress”, waar Van Rossum gezien haar titel de meeste aandacht voor had in haar speech. Iedereen heeft weleens stress. Je herkent de verschijnselen wel: Op dat spannende moment, net voordat je gaat abseilen, bungee jumpen of je het kantoor van jouw potentiele nieuwe werkgever binnen stapt voor jouw sollicitatiegesprek, voel je je hartslag in je keel, je krijgt het warm, gaat misschien wel zweten en je ademhaling versnelt. Onder invloed van adrenaline maar ook het stresshormoon cortisol wordt jouw lijf klaargemaakt om ertegenaan te gaan: Meer bloed naar de hersenen om sneller te kunnen denken, meer bloed naar de spieren om krachtiger te kunnen zijn. Heel gunstig in de meeste gevallen. Je ziet het ook als je griep hebt of koorts. Met cortisol gaat je lijf de bacteriën en virussen te lijf. Cortisol wordt ook aangemaakt bij mentale stress. Als iemand de werkdruk bijvoorbeeld niet meer aan kan. Of als de arbeid – rust verhouding verstoord wordt, door het werken in ploegendiensten bijvoorbeeld.

Het effect van een verhoogd cortisolgehalte is niet bij iedereen hetzelfde. Sommige mensen zijn totaal ongevoelig voor hun eigen cortisol. Vaak zijn dat de mensen met weinig vet en veel spiermassa. De wat langere mannen en de vrouwen met een slankere taille. Er bestaan ook mensen die juist extreem gevoelig zijn voor hun verhoogde cortisolgehalte. Zij lopen veel meer risico op hart- en vaatziekten en op diabetes (suikerziekte). Bovendien zie je bij deze groep meer vetmassa in de buikstreek.

Er bestaat een hormoonziekte waarbij sprake is van aanmaak van veel te veel cortisol: Het Syndroom van Cushing. Maar liefst 80 procent van de mensen die hieraan lijden hebben naast een dikke buik, diabetes, een verhoogd cholesterolgehalte en een verhoogde bloeddruk (deze combi heet “het metabool syndroom”) ook nog depressieve klachten. Cortisol doet iets met je brein.

Bij mensen met ernstig overgewicht, de obese mensen dus, werden in tegenstelling tot bij mensen met een normaal gewicht of met overgewicht, zeer hoge cortisolwaarden gevonden. Van Rossum is met haar team aan het onderzoeken of deze mensen daardoor ook automatisch kans hebben op de ontwikkeling van het metabool syndroom.

Ook bij kinderen heeft onderzoek aangetoond dat een verhoogd cortisolgehalte een voorspeller is van problemen op latere leeftijd. Bij kinderen van 6 jaar oud is aangetoond dat kinderen met hoge cortisolwaarden maar liefst tien (!) keer meer risico op obesitas hebben.

Cortisol is dus een gemeen goedje. Tenminste als je er gevoelig voor bent. De stapeling van vet in de buik zoals ik dat al eerder vernoemde, leidt tot de aanmaak van allerlei ontstekingsfactoren en hormonen. Deze verstoren allerlei processen en maken hierdoor de betrokken persoon ongelukkig. Cortisol geeft aan de hersenen bovendien bepaalde signalen af waardoor men trekt krijgt in calorierijk voedsel. En suikerrijk voedsel stimuleert op zijn beurt de aanmaak van cortisol, waardoor men in een neerwaartse spiraal terecht kan komen.

Behalve dat mensen zélf cortisol aanmaken, zitten dit hormoon en stofjes die dezelfde werking hebben, in tal van crèmes en medicijnen. Van Rossem vertelde over een cliënt met vermoeidheidsklachten en een algemeen ellendig gevoel. Hij was in een korte tijd meer dan 20 kilo aangekomen, ondanks dat hij gezond at en toch echt veel meer aan lichaamsbeweging deed. Hij werd er moedeloos van. Nadat er meer en meer doorgevraagd werd over andere gezondheidsfeitjes bleek hij een huidziekte te hebben waarvoor zijn dermatoloog hem al verschillende zalfjes had voorgeschreven. Deze crèmes bleken alle corticosteroïden te bevatten. Qua effect lijken deze stoffen sterk op cortisol.

Maar ook in prednison, puffers, neussprays, oog- en oordruppels zitten cortisol-achtige stoffen die bij langdurig gebruik aanzienlijke gewichtstoename kunnen veroorzaken. Ironisch genoeg worden diabetes II patiënten, die vaak met (ernstig) overgewicht te kampen hebben, nogal eens behandeld met medicijnen die juist gewichtstoename als bijwerking hebben!

Het is dus belangrijk om een onderscheid te maken tussen een “ongezonde gewoonte om te snacken” en een “hormoon gestuurde aandrang tot het nemen van calorierijk voedsel”. In ieder geval in de aanpak van het probleem. En laat, behalve een lijst van eten en drinken, ook een lijst van medicijnen en zalfjes opstellen. Want misschien ligt daar wel een van de belangrijke oorzakelijke factoren van gewichtstoename en is het zoeken naar alternatieven de juiste behandelstrategie.

Volgende week deel 2.

Bron: keynote lecture prof.dr. Van Rossum, 30 november 2018, Ermelo